De eerste kan bevat 1 liter melk.
We halen er m liter melk uit en gieten die in de tweede kan. Daar is nu 1+m liter in. We mengen goed.
Voor de tweede kan geldt:
1+m liter bevat m liter melk
1 liter m/(1+m) liter melk
m liter m*m/(1+m)
We gieten nu m liter terug in de eerste kan
Er komt dan m-mē/(1+m) liter water in eerste kan.
Er blijft dan ook dezelfde m-mē/(1+m) liter melk in de tweede kan.
Er is dan 1 -(m-mē/(1+m) ) liter melk in de eerste kan.
en eenzelfde 1 -(m-mē/(1+m) ) liter water in de tweede kan.